← Content: PreviousContent: Next →

Datje mijn haet en dunckt my niet [2]


h161102pict

Back to top ↑
Datje mijn haet en dunckt my niet.
Deckt vry uw vlammend hart met minneloos ghelaet;
Ick sie door’t glasen schildt, datje mijn niet en haet.

Pelluces. translationtranslation
Perspicio: malè crystallo tegis usa Minervæ
Insidias: vulnus das foris; intus habes. translationtranslation

Amovr ne se cele. translation
Minerve couvre en vain d’une despitte face,
Les feux que l’Archerot void au travers sa glace. translation


Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations

Gij zijt doorzichtig.
You are transparent.
Ik zie erdoor: vergeefs hanteer je kristallijn ter dekking van
Minerva’s list: naar buiten slà je, in jou drààg je een wond.

I see through that: you badly hide the traps by using Minerva's crystal.
You inflict wounds on the outside; you have them within.

Liefde verbergt zich niet.
Te vergeefs bedekt Minerva met ontstemd gelaat,
De vuren (passies) die het Boogschuttertje dwars door haar glazen schild heen ziet


Back to top ↑

Literature



    Back to top ↑

    References, across this site, to this page:

    No references to this emblem or page found.

    Back to top ↑

    Iconclass

    Cupid looks up at Minerva who averts her face and holds up her shield; a woman raises her hand to throw an apple at a man who is lying on the ground, hiding his face

    Back to top ↑

    Comments

    Het Nederlandse motto bevat weer een verwijzing naar Hooft.1
    De gedachte dat iemand zijn liefde onmogelijk kan verbergen, wordt in dit embleem verbonden met de figuur van Minerva (of Pallas Athena), godin van de wijsheid en de kuisheid op wie de pijlen van Cupido geen uitwerking hebben.2
    De pictura toont een Minerva die zich met haar afschrikwekkend Medusa-schild, bij wier aanblik iedereen versteent, tegen een uitnodigende Cupido beschermt.3 Deze voorstelling was algemeen gangbaar en stamt uit de negentiende van Lucianus’ Griekse Dialogi deorum (Gesprekken der goden), waarin Cupido aan Venus vertelt waarom hij noch Minerva, noch de Muzen en noch Diana met zijn pijlen kan raken. Van deze dialoog bezorgde Coornhert een Nederlandse berijming.4 Het voorbeeld voor de plaat was wellicht de pictura van Corrozet’s ’Chasteté vainc Cupido’ (Kuisheid blijft Cupido de baas), waarin de liefdesgod het tegen het schild van Pallas moet afleggen.5
    In de bijschriften, bij Hooft en Hooft gericht tot Minerva, wordt deze traditionele voorstelling van zaken ironisch omgekeerd aan de hand van de opvatting dat het bewuste schild van kristal of glas was, - voor de renaissancistische mythografen een symbool van Minerva’s wijsheid, zoals trouwens haar gehele wapenrusting.6 In het emblema luidt het dan dat het zich als een Minerva gedragende meisje haar liefde voor de minnaar niet kan verbergen: haar schild blijkt slechts van glas. Dat een verliefd persoon zijn gevoelens niet kan verbergen, is een zeer bekende topos in de liefdesliteratuur. Zoals een spreuk uit Erasmus Adagia het zegt: ’Amor tussisque non celatur’ of: liefde en hoest verberg je niet.7 Deze en talrijke andere spreuken en citaten over het onderwerp leest men in Cats’ Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt bij het emblema ’Vyer/hoest/gelt/en heete min / En hout men noyt ter degen in’.8 In de amoureuze emblematiek wordt de gedachte vaak geconcettiseerd door de voorstelling van een dichtgemaakte of afgeschermde lantaarn door de spleten waarvan de vlam blijft schijnen9 of de afbeelding van een omgekeerde ton waaronder Cupido een fakkel houdt. ’Niet wel men decken kan het vier van minnen’10 of om het met een befaamd woord van Ovidius te zeggen: ’Quis enim bene celat amorem’ (Wie immers weet goed zijn liefde te verbergen).11
    Een probleem apart vormt de achtergrond: een liggende of gevallen manspersoon lijkt zich te beschermen tegen een vrouw die hem met een projectiel bekogelt. Het Granida-citaat in het motto zou dan in de mond van die man moeten worden gelegd: in weerwil van je vijandige houding, heb ik toch niet de indruk dat je me haat. Is deze interpretatie juist, dan is het Nederlandse motto het enige dat ook bij de voorstelling op het achterplan past, wat andermaal kan aanwijzen dat Hooft bij het ontwerpen van de platen is betrokken geweest.
    Een andere duiding ziet meer in een parallellie tussen voor- en achterplan. In dat geval bedekt de man, zoals Minerva, zijn gelaat. Hij zou zulks doen t.o. van een vrouw die hem tot liefde uitnodigt door met een appel te gooien. De appel was aan Venus gewijd en het gebaar gold vanouds als een liefdesverklaring vanwege het meisje. De klassieke literatuur geeft daarvan verschillende voorbeelden, waaronder Vergilius’ bekende ’Malo me Galatea petit, lasciva puella’ (Galatea, het lieve kind, werpt naar mij een appel),12, nagevolgd in Hoofts lied ’Ghy lodderlijcke Nymphen soet’:
    Een appel, die met jonste groot
    U boeltje werrept in u schoot.13

    Volgens deze verklaring wordt het Hooft-citaat derhalve uitgesproken door de vrouw. Op zichzelf is dat niet onmogelijk - ook in embl. XIX (Een die my past [19]) is het meisje aan het woord -, alhoewel het meer voor de hand ligt dat in ons embleem de vrouw met Minerva wordt vergeleken. Mede daarom verdient de eerste interpretatie wellicht de voorkeur.

    Back to top ↑

    Notes

    1
    Zie de Nederlandse inleiding.
    2
    R. Wittkower, ’Transformations of Minerva in Renaissance Imagery’, in: Journal of the Warburg and Courtauld Institutes, II (1938-39), 194-205, inz. 199-202.
    3
    Vgl. Metam., IV, 792-803.
    4
    D.V. Coornhert, Zedekunst dat is wellevenskunste ... Uitgegeven en van aantekeningen voorzien door B. Becker, Leiden 1942, 34-35 (I, c. 6, 20-27).
    5
    G. Corrozet, Hecatongraphie, Paris 1543, Cvb (Henkel-Schöne, o.c., 1733-34). Vgl. ook Anna Roemers bijschrift bij de voorstelling van de liefdespijl in de Sinnepoppen: ’Met Pallas schilt bedeckt, heb ick de Min ghetert’ [= getart] (Alle de gedichten ... Uitgegeven door N. Beets, I, Utrecht 1881, 198).
    6
    ’Welcke eyghenschappen den aerdt en t’ wesen van een verstandigh Man aenwijsen:... den doorschijnenden Schilt / oprechticheyt en wijsen raedt: en de scherpe Pijcke / scherpsinnicheyt des gheests’ (K. van Mander, Wtlegghingh, fol. 42v).
    7
    Vgl. ook met de commentaar bij embl. XXV (Niet aen ghevanghen [25]).
    8
    ’s-Gravenhage 1632, XIII, 37.
    9
    M. Scève, Delie. Obiect de plus haulte vertu, Lyon 1544, devies V; Quaeris, embl. 7.
    10
    Amorum emblemata, 144-145.
    11
    Heroides, XII, 37.
    12
    Eclog., III, 64.
    13
    Granida, 389-90.